Ik hoor jullie al zeggen: jij een hond, waar hep dat nãh voor nodig? Laat ik zeggen dat dit ooit een diep gekoesterde wens was. Ik was in 1989 bobo van een bedrijf in honden- en kattenvoer en het leek me leuk om een hond van de zaak te nemen. Onzin, maar okay.
Ruim de tijd genomen om mij te verdiepen in de voor- en nadelen van een ras. Ik kwam na ampele overwegingen en rijp beraad na het analyseren van tig rassen uit op een Welsh Terriër. Klein handzaam model in ‘brown and tan’ met eigen karakter zoals later bleek.
In Limburg vond ik een fokker en na telefonisch overleg ben ik naar hem toe gegaan. Daar trof ik een nestje met drie puppies aan en mocht ik er één uitzoeken. Wat is de vriendelijkste? Daar viel de keus op en na het aftikken van 700 pegels was ik de trotse eigenaar. Thuis gekomen werd mij al snel duidelijk dat ik niet de vriendelijkste hond had meegekregen want mijn exemplaar vertoonde in lichte mate de eigenschappen van een Tasmaanse duivel. Uit het document van de kynologenclub leerde ik dat zijn moeder een gelauwerde kampioene was, maar over papa(een one night stand?) was minder bekend. Alleen nog even een naam verzinnen, ja , JANSEN *) is het geworden. Leuk hè?
Harde tijden vroegen om harde maatregelen. Luisteren naar de baas, op je bolle kop zag ik hem denken! Met een opgerolde krant vol op zijn ster meppen, dat hielp maar even. Naar de hondenschool, onbegonnen werk. Vrij laten lopen in een natuurgebied? Eén keer gedaan, daarna nooit meer! Ik heb uren naar hem lopen zoeken, hem geroepen met vele bloedstollende varianten op zijn naam. Als ik hem even zag op grote afstand heb ik met koekjes gezwaaid om hem te verleiden. Ook daar was hij ongevoelig voor. Na verloop van nog meer uren kwam hij eindelijk terug naar de auto. Daar heb ik hem even luidkeels onderhouden over zijn antisociale gedrag. Uit zijn gegrom en onbedekt gebit leidde ik maar af dat hij mij donders goed begreep. Nee? Jammer dan.
Het uitlaten van Jansen op het Moerenpad was niet altijd een feest. Ooit wilde hij op het Cannaertserf een reu aanvliegen. De eigenaar sprong er voor en Jansen hapte de man in zijn spijkerbroek. Later zei de man dat hij een tetanusprik was gaan halen om erger te voorkomen. Jansen was ook een keer in gevecht geraakt met 2 Schapendoezen, na afloop van dit rendez-vous kwam hij terug met een bek vol uitgerukte Schapendoesharen. Korte tijd was ik jaloers op mensen met honden die luisterden naar hun baas zoals een golden retriever.
Jansen had, zo bleek, een bloedhekel aan elke reu, maar een uitgesproken zwak voor loopse teefjes. De eerste soort leverde een gevecht met de riem op om hem bij zijn opponent weg te sleuren. De tweede soort een bijna-gevecht met de eigenaar om Jansen van de teef, die hem welwillend van dienst was, af te halen.
Toch had Jansen zijn soft side. Overigens niet zozeer voor mij, maar voor anderen, die hem met zachte stem en lieve gebaren wisten te betoveren. Naarmate de jaren verstreken kwamen Jansen en ik nader tot elkaar en begonnen wij elkaar te waarderen. Hij begon kwalen te vertonen en ik voelde toch wel een mate van dierenliefde in mij opwellen. In zijn laatste ogenblikken heb ik hem nog wel toegefluisterd dat ik niet altijd zo'n vriendelijke baas was geweest. Met een aai over zijn dodelijk vermoeide kop zonk hij weg in de vergetelheid.
Jansen werd bijgezet in de achtertuin onder de rozen. Het had mij dieper aangegrepen dan ik verwacht had. Ik besloot om nooit meer een andere hond te nemen en gelet op de huidige discussie, al helemaal geen hond onder fokverbod en dus een korte snuit. Ik laat dit vraagstuk maar op het bureautje van mevrouw Ouwehand van de partij voor de dieren ter afhandeling.
Even speelde nog die bekende popsong door mijn hoofd: Who let the Dog out? Who, who, who, who…
*) Jansen is niet de echte naam. Deze is bekend bij de redactie.